De Stalkaarsenflat

een gebouw met een roemruchte historie

Als men op internet Googelt is het verbazingwekkend hoe weinig men kan vinden over de Stalkaarsenflat, want de Stalkaarsenflat is een gebouw met een roemruchte historie. Als men aan een echte Gorcummer vraagt wat hij weet over de Stalkaarsenflat zal er misschien niet direct een reactie komen, maar informeert men zoals beter bekent in de volksmond naar de Dokter van Stratenweg dan zullen de verhalen los komen. Na de voltooiing bleken de woningen voor velen mensen te duur met als gevolg een grote leegstand. Om het complex toch vol te krijgen werden de huurprijzen verlaagd zodat de bewoners in aanmerking konden komen voor huurtoeslag. Helaas nam al snel de overlast toe door asociaal gedrag, criminaliteit tot zelfs prostitutie en drugsoverlast toe. Zo zou de flat niet lang kunnen overleven. Gelukkig is in 1990 de flat grondig aangepakt en is die periode ver achter ons.

Stalkaarsen was oorspronkelijk de naam van één van de boerderijen in de omgeving van Gorinchem. In een ander verband kwam de naam Stalkaarsen al voor in 1957 voor de plannen van uitbreiding in de Gemeente Gorinchem. Al sinds de jaren vijftig lagen er al plannen voor uitbreiding buiten de stadskern. Deze plannen namen in de jaren zestig steeds vaster en grootser vorm aan. Het bleef in die tijd steeds bij plannen die alsmaar werden aangepast en bijgesteld. Volgens de prognoses van de Provinciale Planologische Dienst in de eerste helft van de jaren zestig stond er een grootscheepse bevolkingstrek vanuit Randstad op stapel. De luchtverontreiniging vanuit de Europoort was de oorzaak dat vele Rotterdammers op afstand van de grote industrie hun woonplaats gingen zoeken.

De dienst voorzag een trek naar de Drechtsteden en daarbij werd ook Gorinchem betrokken. Volgens die voorspelling stond Gorinchem hierdoor een groei te wachten naar 100.000 inwoners in het jaar 2000. Dit streelde de toenmalige burgemeester Ridder van Rappard, die overigens de planologische kwesties als zijn stokpaardje zag. Waar die uitbreiding dan plaats moest vinden, naar het noorden of naar het oosten was onduidelijk. Het ontbrak Gorinchem in ieder geval aan bouwgrond en voor grote uitbreidingen zouden grenscorrecties noodzakelijk zijn.

Dit waren procedures met een lange adem. Na een studie van jaren was een uitbreiding in de oostelijke richting een feit, met als opdrachtgever Eurowoningen N.V. en als architect professor van Embden. Gezien de geringe bouwgrond zouden er in ieder geval geen of niet uitsluitend ééngezinswoningen gebouwd worden. Dit sloot volmaakt aan bij de persoonlijke voorkeur voor “geconcentreerde bouw” van de burgemeester van Rappard, die zich een aantal geplande mega-woontorens in Zoetermeer als voorbeeld voor ogen hield. Het plan met 13 woontorens voor Gorinchem van professor van Emden raakte natuurlijk een gevoelige snaar bij de burgemeester. Gorinchem verrijkt te zien met een grootsteedse skyline, die zichtbaar was vanaf het verkeersplein, dat was voor hem de parel op de kroon van Gorinchem.

Stalkaarsen werd zo een onderdeel van een enorm en ambitieus uitbreidingsplan met de naam Kwakernaat, dat uiteindelijk in 1963 in de pers aan Gorinchem werd gepresenteerd. Het omvatte een enorm stadspark van maar liefst 13 woontorens met 14 woonlagen en in totaal 2880 woningen. Het huidige complex van 418 flats aan de Dr. van Stratenweg was een gevolg van dit plan. Omdat een tekort van 1.6 miljoen gulden van het grondbedrijf gedekt moest worden, was de bouw van een complex van die omvang noodzakelijk.

De droom van Van Rappard mocht niet uitkomen. In zijn voorjaarsrede van 1966 moest hij een pijnlijke constatering doen dat aan het plan op de oorspronkelijke daarvoor aangewezen plaats niet langer kon worden vastgehouden kon worden. Met spijt stelde hij vast “Het betreffende bouwterrein kan namelijk onmogelijk gemist worden voor de planning van twee of meer bouwstroomwoningprojecten. Dat wil niet zeggen dat wij niet elders in de gemeente het torenflat plan te zijner tijd toch tot uitvoer willen laten komen”. In de tijd daarop ging men wel door met de uitbreidingsplannen, maar de invulling daarvan werd in voortdurende besprekingen en briefwisselingen tussen architectenbureau, gemeente en Provinciale Planologische dienst aangepast. Een nieuw plan werd in 1968 wereldkundig gemaakt. Daarin kwamen de woontorens niet meer voor, omdat de uitvoering daarvan financieel niet haalbaar werd geacht. 

Maar ook dit jongste plan moest verder worden aangepast.

Vanaf 1970 veranderde de samenstelling van de gemeenteraad ingrijpend. Na een pijnlijk conflict stapten 9 raadsleden op. Sindsdien werden alle voorstellen die gedaan waren door Van Rappard getorpedeerd. De grootschaligheidsgedachte verloor haar aantrekkelijkheid voor de nieuwe beleidsmakers. Het beleid werd omgebogen naar kleinschaligheid. Het uitbreidingsplan werd niet alleen aan een onderzoek onderworpen, maar ook aan een inspraakprocedure. Het gevolg was dat de uitbreiding die oorspronkelijk zo groots was gepland, werd geminimaliseerd. Van de oorspronkelijke 13 geprojecteerde woontorens werd er dus één uiteindelijk uitgevoerd. Voor Gorinchem bleef het bij de bestaande Torenflat uit 1959 aan de Koningin Wilhelminalaan.

In ingekrompen vorm kreeg het onderdeel Stalkaarsen daarna gestalte in een project, dat op nagenoeg dezelfde locatie voorzien was. Nog steeds was de bedoeling van de gemeente om zijn woningbezit drastisch te verhogen. Op deze golven van hoop en hooggestemde verwachtingen dreef het bestuur van woningbouwvereniging Beter Wonen mee. Na een langdurig touwtrekken was de eer van het project aan Beter Wonen toegewezen. De andere woningbouwverenigingen zoals Bouwen en Bewaren en de Onrendabele hadden zich inmiddels teruggetrokken. Beter Wonen zou Stalkaarsen alleen gaan uitvoeren. De eer had wel een prijs, want in ruil voor het alleen realiseren van Stalkaarsen had de woningbouwvereniging het bouwen van de premiewoningen in Wijdschild moeten overlaten aan collega vereniging Bouwen en Bewaren. Uiteindelijk in 1971, het jaar dat Beter Wonen haar 25 jarige jubileum vierde, bracht het bestuur niet zonder trots het plan van de nieuwbouw naar buiten. Het plan zou zonder onderbreking 5 jaar duren. Hieraan was overigens heel wat voorbereidend werk door het bestuur en ledenraad voorafgegaan. Als het project doorging, zou Beter Wonen door de bouw van een groot aantal woningen in de duurdere sector daadwerkelijk aan de doorstroming in de gemeente Gorinchem kunnen meewerken, zo was de verwachting van het bestuur.

Het plan van Beter Wonen voor Stalkaarsen omvatte oorspronkelijk 606 etagewoningen en 350 eengezinswoningen, dus bijna 1000 woningen, alle in de premiesector. Het ging dus niet alleen om een groot aantal woningen, maar ook de voorzieningen daarin waren ruim en comfortabel. Alle woningen zouden centrale verwarming hebben en aansluiting op het centrale antenne systeem. De eengezinswoningen zouden bestaan uit een grote woonkamer, keuken 4 slaapkamers en een bad gelegenheid. De flats zouden in verschillende typen worden uitgevoerd, namelijk in woningen met 2, 3 en 4 kamers. De huurprijzen van de eengezinswoningen zouden ƒ 400,00 tot ƒ 450,00 per maand bedragen, die van de flats ƒ 300,00 tot ƒ 350,00 per maand. De totale kosten werden geraamd op 60 miljoen gulden. Bouwmaatschappij Vermeulen uit Deventer zou als aannemer optreden. Beter Wonen zou dus het hele plan zelf realiseren. Het bestuur was in ieder geval erg enthousiast.

Nadat de gemeente in 1971 de grond aan Beter Wonen had aangeboden, legde het bestuur het plan voor aan de leden in de ledenvergadering. Er zouden nu 321 eengezinswoningen en 682 flatwoningen komen. Op de begane grond bij de flats zouden 15 aangepaste woningen en 15 bejaardenwoningen gebouwd worden. De centrale verwarming van de flats zou voorzien worden van een centrale bemetering. Er was geen aparte warmwatervoorziening nodig, omdat deze ook via de centrale verwarming geregeld kon worden. De flats zouden dan ook inclusief water verhuurd worden. Beter Wonen zou als gevolg hiervan grootverbruiker worden en daarvan konden de huurders alleen maar profiteren.

Onverwacht deed zich een volgende hindernis voor in het proces. Er was een grote fout gemaakt in de berekeningen: de risicolasten voor loon en materiaal waren veel te laag opgegeven. Hierdoor kwamen de huurprijzen zo hoog uit dat Beter Wonen het niet verantwoord vond om met dit type woningen verder te gaan. Met bouwmaatschappij Vermeulen zou het bestuur proberen tot een andere opzet te komen, waarbij aanvaardbare huurprijzen als eerste eis zou worden gesteld. Daarnaast zou het al het mogelijke gedaan worden om toch een aantrekkelijk woningtype te ontwikkelen. Bouwbedrijf Vermeulen kwam daarop met berekeningen van de nieuwe huren: ƒ 553,00 in de oorspronkelijke versie, bij een alternatief type woning ƒ 377,00. De gemiddelde prijs van de flats zou dan komen op ƒ 370,00 per maand. Ook deze huurprijzen waren voor Gorinchemse begrippen aan de hoge kant. Het was duidelijk dat hier nog aan gesleuteld moest worden.

I datzelfde jaar ontstonden er nieuwe moeilijkheden rond het plan. Voor de uitvoering van het plan moest immers een premie-aanvraag in Den Haag gedaan worden. Ministerieel onderzoek naar de kredietwaardigheid van Beter Wonen leverde weinig bemoedigende feiten op. Bij het Ministerie van Volkshuisvesting in Den Haag twijfelde men of het project niet te groot was voor één woningbouwvereniging. Wilde Beter Wonen voortgaan met het realiseren van het plan, dan moest de vereniging wel aan een aantal eisen voldoen..Eén eis was dat het plan Marinus Spronklaan moest worden afgestoten. De minister stelde vast dat het plan Spronklaan-Haarsekade ten onrechte – als belegging – ter hand was genomen en dat het bovendien verliesgevend was. Later wist Beter Wonen toch aan te tonen dat de exploitatie van het plan niet verliesgevend was. Verder moest Beter Wonen voor de premiebouw over meer liquide middelen beschikken. De oorzaak van haar ongunstige financiële positie lag in de aanleg van centrale verwarming in een aantal flats en eengezinswoningen, die geheel uit eigen middelen was gefinancierd. Men had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te lenen met gemeentelijke garantie. Deze garantie werd later alsnog door de gemeenteraad verleend, waardoor de financiële positie enigszins verbeterd werd.

Een en ander was wel aanleiding tot vragen en discussies, tijdens de ledenraadsvergadering. Daarop werd door één van de leden gevraagd of het niet aantrekkelijker was om een gedeelte in de woningwet sector uit te voeren. De voorzitter hield daarop staande dat gezien de steeds dalende rentevoet de voorkeur had om de woningen toch in de premiesector uit te voeren. En de risico’s voor een eventuele leegstand werden dan door het rijk gedragen. Natuurlijk was dit vasthouden aan de premiebouw ook een kwestie van trots. 

Het zou een soort nederlaag voor Beter Wonen zijn als ze een deel van het project zou moeten afstoten naar de woningwet sector.

OOndanks inwilligen van de eisen van het Ministerie was er voor Beter Wonen geen schot in de zaak gekomen. Ondertussen was men weer een jaar verder. Het project moest echter wel doorgang hebben gezien de woningnood die nog steeds aan de orde van de dag was, zo was het standpunt van de gemeente. Dat was één overweging, maar natuurlijk waren er ook politieke overwegingen om het project toch door te laten gaan. Daar was de gemeente zelf ook bij gebaat. Er deden geruchten dat het project nog enkele jaren vertraagd zou worden. Er liep namelijk nog een bezwaarschrift tegen een gedeelte van het plan en dat kon de bouw hiervan anderhalf tot twee jaar ophouden. Toen B & W en het Ministerie van Volkshuisvesting plotseling met de eis kwamen dat Beter Wonen een aantal premiewoningen naar de woningwet sector zou overbrengen, was dit natuurlijk een pijnlijke verrassing. Het Ministerie was tot de conclusie gekomen dat 1000 premiewoningen een te zware belasting vormde voor Beter Wonen. De laagbouw mocht in de premiesector, maar de hoogbouw moest in de woningwet sector, was het oordeel van de minister. Dit hield in dat de architect de plannen van de hoogbouw geheel zou moeten wijzigen, om genade te kunnen vinden in de ogen van Beter Wonen, gemeente en Ministerie.

Binnen enkele maanden ontwikkelde architect Tol een geheel nieuw type woningen voor de flats. De gemeente moest zich kunnen verenigen met dit ontwerp voordat het door de architect uitgewerkt kon worden. Het hele plan Stalkaarsen was dus opgedeeld in een gedeelte eengezinswoningen in de premiebouw en een gedeelte woningwetwoningen voor de flats. Maar omdat het totale aantal premiewoningen toch te duur bleek voor Beter Wonen, moest het pijnlijk genoeg nog een deel afstoten aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Het was een bittere pil voor Beter Wonen.

Van de oorspronkelijke 1000 premiewoningen waarop zij had gehoopt, bleven er 144 premiewoningen en 418 woningwetwoningen in de hoogbouw over. De bittere pil werd een beetje verguld door de bereidheid van een kopstuk van het Ministerie, staatssecretaris Marcel van Dam, om de eerste paal voor de 144 eengezinswoningen te slaan. De feestelijke gebeurtenis vond plaats op 16 augustus 1973 in aanwezigheid van burgemeester Schreuders en het voltallige bestuur van Beter Wonen. De eengezinswoningen werden in april 1974, dus binnen een jaar opgeleverd.

De eerste paal voor de flats werd geslagen door waarnemend voorzitter mevrouw de Kreij in januari 1975, eveneens in aanwezigheid van de burgemeester, verschillende gemeenteraadsleden en vertegenwoordigers van andere woningbouwverenigingen. Bij deze gebeurtenis zat wel het één en ander tegen. Bij stromende regen en windkracht 8 en een aanvankelijke weigerachtige hei-installatie duurde het even voordat het ceremoniële karwei geklaard was. Toen de bouw eenmaal begonnen was, werd het proces nauwlettend gevolgd door het bestuur, dat regelmatig een kijkje kwam nemen op het bouwterrein. Het was een indrukwekkend gezicht om de glij-betoninstallatie dag en nacht bezig te zien, vertelde oud-voorzitter mevrouw de Kreij. Je kon het gebouw zien groeien. Het proces liep overigens niet zonder verassingen, want de grond rondom het complex was drassig en dat leverde de nodige problemen op. Achter elkaar werden vervolgens de complexen D,C,B en A uitgevoerd. De Stalkaarsenflat was in 1976 klaar, de parkeerplaatsen, tegelpaden eromheen uiteindelijk in 1977.

Donkere wolken

Al spoedig pakten zich donkere wolken samen boven het flatcomplex. Het gebouw aan de Dr. van Stratenweg liep snel vol met de eerste bewoners. Maar al binnen het eerste jaar diende het verloop zich aan. Bewoners verhuisden en zochten een bestemming elders in Gorinchem. Nu was het heel wat moeilijker om nieuwe bewoners te vinden. Het koste de toewijzingscommissie (waarin onder meer een bestuurslid en een gemeenteambtenaar) de grootste moeite om het complex vol te krijgen en het liefst zo snel mogelijk. Dit tweetal uit de commissie reisde het hele land af, van Groningen tot de Randstad, om degenen die zich hadden ingeschreven te screenen op geschiktheid. Ook het hoofd van de administratie, van Sprang, maakte in het weekeinde overuren om belangstellende te werven en ze de flats te laten zien. De aanloopperiode voor elk nieuw complex nam, aldus een oud-bestuurslid, gemiddeld zo’n jaar in beslag. Voor de Stalkaarsenflat duurde dit wat langer. Maar al vrij snel, binnen enkele jaren na de oplevering, kwamen de tekortkomingen van de flats aan het licht. Duidelijk werd dat er te weinig overleg was geweest tussen de architect en de toekomstige bewoners. De lange galerijen zorgden voor een gevoel van onveiligheid. Nog erger was de keldergang onder het gebouw, met allerlei nissen bij de kelderboxen. De ondeugdelijke afwerking van de galerijen, zoals de vilten vloerbedekking bleek een bron van ergernis. De entrees naar de liften waren veel te toegankelijk voor ongewenste personen. Doordat ze gemakkelijk toegankelijk waren, waren ze ook moeilijk schoon te houden. Een minderheid van de bewoners bedierf de leefsfeer van de op zich comfortabele flats door vormen van vandalisme, burenoverlast en vervuiling van de publieke ruimtes. 

Binnen enkele jaren was het zover dat zich in de Stalkaarsenflat een serieuze vorm van leegstand aftekende. De problemen kwamen niet geheel uit de lucht vallen. Al tijdens de voorbereiding van het bouwproject hadden sommigen al bezorgde geluiden laten horen. Eén van hen was gemeenteraadslid Tuinenburg, één van de oprichters van Beter Wonen, die later voorzitter van de zustervereniging Volkhuisvesting was geworden. Hij was het die hardop zijn bezorgdheid voor de leegstand in de Stalkaarsenflat had geuit. Voor dit type woningen bestond volgens hem in Gorinchem geen grote belangstelling. Ook op landelijk niveau was er voor gestapelde bouw, volgens peilingen, geen grote belangstelling. Bovendien kwamen her en der gelijktijdig verhoudingsgewijs grote contingenten (vaak zelfs goedkopere) nieuwbouw woningen beschikbaar, zodat de keus niet moeilijk was. Naast deze ontwikkelingen kwam in Gorinchem in het midden van de jaren zeventig een diepe malaise. De industriële ontwikkeling stagneerde. Het dieptepunt was wel het faillissement van Nederhorst, de opvolger van de Vries en Robbé, een van de belangrijkste werkgevers van Gorinchem. Ook het aantal inwoners groeide niet naar verwachting. Het gevolg was, dat iedereen zo’n beetje bleef zitten waar hij zat. Voor wie zich nieuw in Gorinchem wilde vestigen was de Stalkaarsenflat, die inmiddels een twijfelachtige reputatie had opgebouwd niet erg aanlokkelijk.

Vanaf 1983 steeg de leegstand voor Beter Wonen opvallend en met name in de Stalkaarsenflat. De leegstand verdubbelde zich in 1984 tot 20% in de Stalkaarsenflat. De huurderving die dit met zich meebracht was zo ernstig, dat deze negatief werkte op het totale exploratieresultaat van Beter Wonen. Nog erger, het bracht zelfs haar bedrijfsreserve in gevaar. De Nationale Woningraad werd benaderd om een rapport over de problemen uit te brengen, want maatregelen moesten nu beslist genomen worden. In 1985 en 1986 liep de huurderving ten gevolge van de leegstand in de Stalkaarsenflat nog op tot maar liefst 1,3 miljoen op jaarbasis. Voordat de leegstand tot een absoluut hoogtepunt was gekomen, was er al op kleinere schaal een poging gedaan om de problemen aan te pakken. In 1984 was er een hoorzitting geweest van bestuur en bewoners om het woon- en leefklimaat te verbeteren. 

Gelukkig was de opkomst van de bewoners groot en waren de bijdrage in de discussie constructief. In een enquête en tijdens de hoorzitting konden de bewoners hun klachten kenbaar maken. Waarover de bewoners ontevreden waren, liepen de klachten uiteen, van vernielingen in de flats, achterstallig onderhoud, inbraak en diefstal, de onveilige verkeerssituatie, tot gebrek aan groen en speelvoorzieningen voor de kinderen. In mindere mate gold de overlast van drugs- en alcoholgebruik en prostitutie. Tevredenheid was er wel over de aanleunwoningen op de begane grond, deze bleken goed te bevallen. De klachten werden zo serieus genomen, dat meteen een aantal verbeteringen werd uitgevoerd. De bergingen werden aangepakt en de zij-ingangen ervan met extra deuren afgesloten. Overal werden cilindersloten aangebracht. Rond de flats werden bloembakken en perken aangebracht om het uiterlijk van het gebouw te verlevendigen. De schoonmaakwerkzaamheden werden uitgebreid en geïntensiveerd om vervuiling de flats en het terrein erom heen te lijf te gaan. Toch waren deze maatregelen niet genoeg om voor ingrijpende veranderingen te zorgen. Het bestuur was zich ervan bewust dat verbetering van het leefklimaat ook vanuit de bewoners moest komen en dat het daarom maar een beperkte greep op de zaken had. Het gevolg was dat de geleverde inspanningen nauwelijks effect hadden op de leegstand.

Toen de leegstand in het complex nog verder op liep, ondanks de verbeteringen, was het moment aangebroken om alarm te slaan. In 1987 stonden maar liefst 261 van de flats leeg. Deze situatie betekende een acute bedreiging van de financiële positie van Beter Wonen., die overigens los van de exploitatie van de Stalkaarsenflat gezond te noemen was. Maar ook de gemeente bleef niet buiten schot bij deze rampzalige exploitatie te korten. Was Stalkaarsen, dat met zoveel hindernissen tot stand was gekomen dan toch een vergissing? Reden voor Beter Wonen om nu tot een diepgaand onderzoek van de problemen over te gaan en om niet te wachten om met alle betrokkenen tot maatregelen te komen. Een verdere neergang moest beslist voorkomen worden.

De nationale Woningraad kwam met een uitvoerig rapport met adviezen om het tij te keren. Ook een aantal professionele adviesbureaus werden ingeschakeld om hun licht te laten schijnen over het probleem Stalkaarsen. Het probleem was omvangrijk dat erkende alle adviesgevers. De mogelijkheden om het verliesgevende complex aan te pakken waren divers. Bij verschillende rapportages kwamen fundamentele kwesties aan de orde, waarover Beter Wonen zich een oordeel moest vormen. Moest om het tij te keren de woonsituatie van de flats bewaard blijven of niet? Of kon het gebouw beter, al dan niet gedeeltelijk, gesloopt worden? Of was verkoop te verkiezen, eveneens geheel of gedeeltelijk? Wat waren de vooruitzichten bij aanpassing en verbetering van het gebouw, wanneer de woonbestemming bewaard bleef? Diverse scenario’s met daaraan verbonden consequenties werden geschetst. Ook commerciële bestemmingen behoorde tot de mogelijkheden. De flats zouden omgebouwd kunnen worden tot hotelaccommodatie of tot kantoor- eb bedrijfsruimten. De investeringen die gedaan moesten worden beliepen in ieder scenario vele miljoenen. Gezien de onzekerheid over de kansen van slagen was het geen gemakkelijke zaak om de definitieve beslissing te nemen.

Tegelijk was duidelijk dat Beter Wonen niet alleen de oplossing voor haar rekening kon nemen. De financiële verantwoordelijkheid zou gedeeld moeten worden met zoveel mogelijk partijen, waaronder de gemeente en Centraal Fond voor Volkshuisvesting. Tijdens het vrij gecompliceerde besluitvormingsproces was zelfs staatssecretaris Heerema tijdens een werkbezoek poolshoogte wezen nemen bij het complex. De “oplossing met de minste pijn” en “de berekening van de pijn” waren de toepasselijke titels van enkele rapporten die Beter Wonen hierover opstelde. Want dat de aanpak een pijnlijke en vooral een kostbare zou zijn, stond vast. Uiteindelijk kwam het bestuur van Beter Wonen tot de conclusie dat het faillissement van de woningbouwvereniging naderde als de woonfunctie niet gehandhaafd bleef. Ook de gemeente zou dan meegesleept worden in het financieel debacle. Bij de presentatie van deze uitkomst aan de gemeenteraad was durf nodig, maar het lukte van Zanten, directeur van Beter Wonen, om de gemeente voor plan van verbetering te winnen. Toen in de raad het besluit op 22 februari 1989 eenmaal was genomen, om voor het hele complex een verbeteringsplan op te stellen, kon Beter Wonen tot uitvoering overgaan. De kwaliteit van het gebouw en de omgeving zouden in een plan van vijf fasen aangepakt worden. Ook de woonlasten zouden verlaagd worden.

Het eerste begin werd gemaakt in 1990 met een aantal maatregelen wat betreft het beheer. Een proefwoning en een proefgalerij volgden. Om het complex een multifunctioneel karakter te geven werden het jaar erna enkele ruimtes omgebouwd tot nieuwe bedrijfsruimtes. Zo kregen de gemeenschappelijke ruimte, die eerst structureel leeg stond, de werkplaats van de huismeester en een gedeelte van de bergingen een nieuwe bestemming. In mei 1991 klaarde de lucht al een beetje op voor het probleemrijke complex, want voor het eerst begon de leegstand terug te lopen. Maar toen was nog maar een klein deel van de verbeteringen uitgevoerd. Nog een reeks van ingrijpende aanpassingen volgde. Er werd een aantal eenkamerwoningen samengevoegd. Van de aanleunwoningen werden er zes gesloopt en de rest werd eveneens samengevoegd. Iedere woning kreeg een eigen C.V. installatie in plaats van de blokverwarming, die maakte dat het gasverbruik veel te hoog werd voor de gemiddelde berekening in de servicekosten. Met een aantal aanpassingen werden ook de geïsoleerde ligging en de onveiligheid van de flats aangepakt.

Een verbetering voor het hele gebouw was het doorbreken van de ingangen. Wat eerst de voorkant was, werd nu de achterzijde en de oorspronkelijke achterkant werd nu de voorkant. Het gebouw werd dus als ware omgekeerd. De entrees die eerst alleen van de achterkant van het gebouw toegankelijk waren, werden doorgebroken zodat men ook van het binnenterrein af de hallen kon bereiken. De flat sloot hiermee stukken beter aan op de rest van de wijk. De portalen met de brievenbussen werden van binnen alleen voor de bewoners toegankelijk en er kwamen afsluitbare deuren tussen de liftruimtes en de hallen. Het geheel werd in een zonnige kleur geel geverfd, waardoor de ruimtes veel lichter werden en ruimer leken. De bergingen werden niet over het hoofd gezien. De lange keldergang door het gebouw werd opgedeeld in compartimenten met glazen deuren die alleen met een sleutel geopend kon worden. Ook de galerijen werden afgesloten, wat een aanmerkelijke opluchting betekende voor de bewoners. Een extra bewaker/huisbewaarder kwam in dienst die ook na de kantooruren nog werkzaam was. Veiliger, opener en lichter, de Stalkaarsenflat kreeg zoetjes aan een nieuw gezicht.

In de volgende fase werd het voorterrein onderhanden genomen. Waar eerst niet meer lag dan een soort van modderpoel, kwamen nu een vijver met fontein, meer groen, betere verlichting en wat speelrekken voor kinderen. De gemeente droeg de kosten van deze operatie, goed voor 8 ton. Dit gebaar op zich betekende een heuse doorbraak in de verstandhouding tussen de gemeente en Beter Wonen. De buitenkant van het gebouw kreeg wat meer karakter doordat hier en daar wat kleurige streepmotieven werden aangebracht op het toch saaie beton.

Het buitenterrein achter de flats was de laatste fase van het plan. Een speciale projectgroep had zich gebogen over de herinrichting van het buitenterrein. Het parkeerterrein wachten echter nog op een structurele verbetering. De autodichtheid was hier het dubbele van het landelijk gemiddelde, dus aan de parkeerproblematiek moest nog gewerkt worden. Maar ondertussen was het complex weer geheel bewoond en werd het in 1993 feestelijk opnieuw in gebruik genomen. In hetzelfde jaar was de structurele leegstand verdwenen en hiermee was Beter Wonen gered, de bedrijfsreserve was weer gezond. De inschrijvingen voor de flats nam weer toe en er was een verscherpte toewijzing qua inkomens en leeftijdsgrens. Het burengerucht en de vernielingen waren een zeldzaamheid geworden volgens een bewoner van het eerste uur. De Stalkaarsenflat was geen vergissing. Het was een zorgenkind, maar een zorgenkind dat nu gezond was verklaard. De Stalkaarsenflat kon na een lange weg nu op eigen benen staan.

Begin jaren ’90 werd het idee tot uitvoering gebracht om de appartementen in de verkoop te doen. Dit was het laatste en naar later bleek het ultieme idee om alle problemen uit het verleden volledig uit te wissen. Alle huidige huurders kregen als eerste de mogelijkheid om hun appartement te kopen. Beter Wonen wat inmiddels Bevo was geworden, bood de appartementen aan hun aan voor ƒ 140.000,00. Er werd een mooie kleurrijke prospectus gedrukt en het makelaarskantoor van der Brugge begeleide het gehele project. De animo was erg groot en zo ging het complex in die jaren over in particuliere handen. Een klein groepje mensen bleven hun appartement huren van de Bevo. Anno 2018 zijn er nog een kleine veertig huurwoningen die in handen zijn van particuliere beleggers. De Bevo wat inmiddels Poort6 is geworden is volledig uit het complex verdwenen. De appartementen zijn ongekend populair bij starters en ouderen. Er staan relatief weinig appartementen te koop en die te koop staan worden zeer snel verkocht.